Dit jaar bestaat het Kennisnetwerk Biociden 10 jaar. In deze en de komende nieuwsbrieven besteden we hier aandacht aan. Met interviews, columns en andere terugblikken kijken we terug op 10 jaar KNB. In deze nieuwsbrief blikt Coen Graven terug op de twee KNB-events over formaldehyde, in 2016 en in 2017.

Koen Graven

Coen Graven werkt bij het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) en is sinds 2015 lid van het ‘kernteam’ van het Kennisnetwerk Biociden. Hij werkt mee aan de KNB-Nieuwsbrief en organiseert KNB-events. Daarnaast coördineert hij onder andere de beleidsadviezen over biociden aan de ministeries van VWS Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) en van SZW Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid).

Formaldehyde

Per 1 januari 2016 is formaldehyde geclassificeerd als kankerverwekkende stof. De stof komt daarom onder de Biocidenverordening in aanmerking voor een zogenaamde ‘vergelijkende beoordeling’. Het doel van deze beoordeling is middelen op basis van zorgwekkende stoffen geleidelijk uit te bannen door ze te vervangen. In de screening fase wordt gekeken of er voldoende alternatieven bestaan en of er voldoende chemische diversiteit is om te voorkomen dat plaagdierorganismen resistent worden. Daarna volgt de vergelijkende beoordeling. Hierbij worden de desbetreffende middelen vergeleken met andere bestaande middelen en met niet-chemische alternatieven. Formaldehyde wordt op verschillende manieren gebruikt. Bijvoorbeeld om te desinfecteren maar ook om weefsel te conserveren. “Vanwege de geleidelijke uitbanning van formaldehyde zijn de twee verschillende type formaldehydetoepassingen KNB-events georganiseerd”, aldus Graven.

Gebruik van formaldehyde in voetbaden (KNB event september 2016)

Klauwproblemen bij koeien door de ziekteverwekker Mortellaro kan een groot probleem zijn in de melkveehouderij. Op sommige veehouderijen komen (bijna) geen klauwproblemen voor, zelfs zonder gebruik van voetbaden, maar op andere boerderijen is dit wel het geval. Het is niet duidelijk welke factoren eraan bijdragen dat de ziekteverwekker zich ontwikkelt en verspreidt. Het gebruik van voetbaden om klauwproblemen te voorkomen is belangrijk. Formaldehyde wordt veel gebruikt in deze voetbaden.

Er zijn veel vragen uit de praktijk over klauwgezondheid en alternatieven voor voetbaden, vertelt Graven. “Naast de zoektocht naar alternatieve middelen blijkt dat er een breed gedragen behoefte is aan een totaalplan en/of een ‘hygiëneplan’: een integrale aanpak die kennis over stal- en dierhygiëne, desinfectie(methodes/middelen), voeding, huisvesting, koeiensoort (genetische gevoeligheid) en wellicht andere welzijnsaspecten integreert.” Op dit moment ontbreekt er een centrale plek waar kennis wordt verzameld over de mate waarin hoefziekten voorkomen en hoe ze kunnen worden voorkomen. Informatie over toegestane middelen en hun gebruiksvoorschriften is lastig te vinden.  

Op basis van de bijeenkomst zijn de volgende aanbevelingen gedaan:

  • Meer aandacht hebben voor en voorlichting over veilig gebruik van middelen in voetbaden.
  • Relevante informatie beter ontsluiten, liefst centraal te benaderen.
  • Onafhankelijk onderzoek doen naar de effectiviteit van alternatieven voor voetbaden met formaline.
  • Onafhankelijk onderzoek doen naar alle factoren die van invloed zijn op klauwgezondheid. Streven naar de ontwikkeling van een ‘totaalplan’ om het probleem aan te pakken.
  • Opleidingen betrekken bij informatie-uitwisseling (reguliere opleidingen en eventuele koppeling aan licenties/certificaten).

Graven: “Door de kleinschalige opzet en informele sfeer zijn de gangbare praktijken openlijk besproken, ook als deze niet volgens de regels waren. Er is veel praktische kennis uitgewisseld. Voor sommige deelnemers was het gebruik van formaldehyde zo gangbaar dat ze zich niet bewust zijn van de risico’s. Ook betrokkenen vanuit opleidingen deden nieuwe kennis op.”  

Gebruik van formaldehyde in weefselconservering (KNB event september 2017)

Op veel plaatsen wordt menselijk en dierlijk weefsel gefixeerd, zoals ziekenhuizen, universiteiten, musea en mortuaria. Conservering van weefsels is een biocide-toepassing die valt onder productsoort 22 van de Biocidenverordening. In 2017 zijn er in Nederland geen middelen voor weefselconservering toegelaten onder de biocidenwetgeving, en dat is nog steeds het geval. De middelen die toen wel werden gebruikt werden gedoogd. Graven: “Een van de belangrijkste en meest gebruikte stoffen bij weefselconservering is formaldehyde. Deze stof is ook nu (nog) niet Europees goedgekeurd voor gebruik in middelen voor weefselconservering. De Europese classificatie als kankerverwekkend bemoeilijkt de goedkeuring van deze stof.”

Tijdens de bijeenkomst is er vanuit meerdere perspectieven gesproken over de wetgeving, problematiek rondom veilig gebruik, behoeften en toelating van middelen met formaldehyde en alternatieven. De meerderheid van de aanwezigen heeft een positief gevoel overgehouden aan de bijeenkomst. Zij zien de toekomst voor weefselconservering gemiddeld gezien “neutraal” in. Er is zorg over de onduidelijkheid van nationale en Europese regelgeving, maar ook over gebrek aan alternatieven voor formaldehyde. Ook is er zorg voor de gezondheid door het gebruik van formaldehyde. “Samenwerken” en “toelaten” zijn twee steekwoorden die naar voren komen als de aanwezigen wordt gevraagd wat er moet gebeuren, licht Graven toe.

 Er wordt geadviseerd om samenwerkingsverbanden aan te gaan binnen alle gebruikersgroepen van PT22-middelen, om zo gezamenlijk nieuwe middelen aan te vragen voor goedkeuring. Graven: “Volgens de aanwezigen heeft deze bijeenkomst geholpen om kennis uit te wisselen en verschillende stakeholders in het werkveld (netwerken) te leren kennen. Hij heeft onvoldoende bijgedragen aan een oplossingsrichting.”

Wat gebeurde er na de events?

KNB-events zijn echter niet bedoeld om problemen in een bepaalde sector op te lossen. Ze zijn er om kennis te delen en meer zicht te krijgen op de problemen die spelen. Een belangrijk doel is dat de partijen binnen het werkveld elkaar leren kennen en samen aan de slag gaan om de problemen op te lossen. Graven: “Binnen het kernteam van het Kennisnetwerk Biociden hebben we geen signalen gezien dat er stappen zijn gezet om de toepassing van formaldehyde in de praktijk te wijzigen. Het is ook niet de bedoeling van het kernteam om hierbij betrokken te zijn. Het is uiteraard goed mogelijk dat er binnen de diverse sectoren wel stappen zijn gezet, bijvoorbeeld gericht op veilig gebruik.” In Europa is de aanvraag voor goedkeuring van formaldehyde nog steeds “in progress”. De discussie concentreert zich op de vergelijkende beoordeling en de noodzaak van het gebruik van formaldehyde.