Het ontwikkelen van bestrijdingsmiddelen in nanovorm neemt momenteel een grote vlucht. De nano-bestrijdingsmiddelen worden gerichter gebruikt en er is minder van nodig. Toepassingen in nanovorm zouden daarom mogelijk minder effect op niet-doelwit organismen kunnen hebben. Uit recent onderzoek blijkt nu echter dat de nanovorm zélf soms voor een groter toxisch effect zorgt.

Zo bestudeerden onderzoekers van de Oregon State University de toxiciteit van drie toepassingsvormen van het insecticide gamma-cyhalothrine op watervlooien. In Amerika mogen consumenten dit insecticide gebruiken om mieren, bedwantsen, teken en andere insecten te bestrijden.

De toepassingsvormen betroffen kleine capsules met een gemiddelde diameter van 450 nanometer, grotere capsules met een gemiddelde diameter van 760 nanometer, en de gangbare niet-nano formulering van het insecticide. Tot verrassing van de onderzoekers vonden zij dat de kleinste nanocapsule meer toxisch was dan de gangbare formulering. De toxiciteit van de grotere capsule was gelijk aan de toxiciteit van de gangbare formulering.

Watervlooien nemen selectief op

De reden voor deze vondst is dat watervlooien nanocapsules met een diameter tussen 100 en 5000 nanometer selectief uit het water kunnen opnemen. De beestjes filteren relatief grote hoeveelheden water om hun voedingsstoffen op te nemen. Daarbij worden vooral de kleinere nanocapsules heel selectief en efficiënt uit het water gefilterd. De toxiciteit van de nanovorm met een gemiddelde grootte van ongeveer 450 nanometer neemt daardoor toe ten opzichte van de toxiciteit van zowel de gangbare, niet-verpakte, vorm alsook van de grotere capsules met een gemiddelde diameter van ongeveer 760 nanometer.

Bij de ontwikkeling van nano- en wellicht ook van microvormen van pesticiden is dus aandacht nodig voor mogelijke (ongewenste) milieueffecten als gevolg van de nanovorm.