In een Deense studie zijn antifoulingverbindingen en enkele afbraakproducten hiervan geanalyseerd. De onderzoekers voerden metingen uit in dertien Deense jachthavens, omringend water en sediment. Er was specifieke aandacht voor organische verbindingen waarvan het marktaandeel lijkt toe te gaan nemen.

Methodiek

De Deense onderzoekers ontwikkelden meetmethodes voor een aantal werkzame stoffen en enkele van hun afbraakproducten. De werkzame stoffen zijn de organische verbindingen cybutrine, DCOIT, dichlofluanide, tralopyril, tolylfluanide en medetomidine en de metaal-organische verbindingen zinkpyrithion, koperpyrithion en zineb. Met de ontwikkelde meetmethodes voerden de onderzoekers metingen uit in dertien jachthavens en omringend open water. Hierbij keken de onderzoekers specifiek naar de stabiliteit van de werkzame stoffen. Maar ook naar vorming van afbraakproducten (zowel hydrolyse als fotolyse) en het gedrag van deze producten in het milieu.

Vorming van afbraakproducten

De analyse van de relatief nieuwe organische antifoulingverbindingen was weinig problematisch. Een aantal van deze stoffen (dichlofluanide, tolylfluanide en tralopyril) hydrolyseerde snel. Biodegradatie zette de afbraakproducten verder om. In sommige gevallen leidde dit tot vorming van een persistente verbinding. De onderzoekers troffen de afbraakproducten ook in een meetcampagne rondom jachthavens aan, maar in lage concentraties. De auteurs zeggen dat dit waarschijnlijk te wijten is aan het (nog) lage marktaandeel van deze stoffen.

Meer resultaten en conclusie

Het rapport geeft nog meer gedetailleerde informatie over de meetresultaten van de onderzochte stoffen, de waargenomen afbraakprocessen, de identificatie van afbraakproducten en de uitloging van de werkzame stoffen uit antifoulingverf. Volgens de auteurs is in de huidige toelatingssystematiek de vorming van afbraakproducten onderbelicht.

Meer lezen?